In 1852 werd begonnen met de droogmaking van de polder "het zesde en zevende veendistrict" en in 1875 viel de polder droog. Daarna werd in 1876 het Tripgemaal gesticht, vernoemd naar de eerste machinist Jan Trip. Het gemaal werd ontworpen door W.C. & K. de Wit en had een stoomaangedreven vijzel met een capaciteit van 80 m3/minuut. Wegens de voortgaande vervening werd het gemaal al in 1884 uitgebreid met een tweede stoommachine, fabr. Corliss, welke een centrifugaalpomp met een capaciteit van 100 m3/minuut aandreef. Deze tweede machine verving zes windwatermolens.
In 1905 werd de oudste van de twee installaties vernieuwd en vervangen door een Winterthur zuiggasmotor, welke was gekoppeld aan een Louis Smulders centrifugaalpomp. In 1921 werd de stoommachine uit 1884 vervangen door een 130 pk sterke Brons dieselmotor, die in 1926 werd gekoppeld aan een nieuwe Stork centrifugaalpomp. In 1932 werden beide motoren vervangen door elektromotoren, die werden gekoppeld aan de bestaande centrifugaalpompen, met een capaciteit van respectievelijk 130 en 160 m3 / minuut.
In 1976 werd het gemaal in het kader van een ruilverkaveling buiten bedrijf gesteld, waarna de elektromotoren en vermoedelijk de schroefpomp werden verwijderd. De oude centrifugaalpomp bleef voor zover bekend gehandhaafd. Aan het begin van de 21e eeuw werden twee elektromotoren, een schakelinrichting, een tweede centrifugaalpomp en een vacuuminstallatie museaal herplaatst; deze waren afkomstig uit een gesloopt gemaal in Noord-Holland.
Uitgebreid zoeken in de database